Proeven van wijn stap 3: Smaak en afdronk

1/09/2021 | Wijnproeven

Wijnproeven

Na het ruiken volgt stap 3: het nemen van een slok om de smaak en de afdronk te beoordelen. Het reukorgaan is ook tijdens het proeven actief. Sterker nog, een groot deel van wat men smaak noemt, wordt eigenlijk geroken. Daarom zuigen echte proevers tijdens het proeven lucht naar binnen. Slurpen mag. In de mond laat men de wijn even rond spoelen, zodat zo veel mogelijk smaakpapillen ermee in aanraking komen. Bovendien warmt de wijn in de mond snel op, zodat de aromastoffen goed loskomen. Je proeft ook meteen allerlei zaken die met het mondgevoel van de wijn te maken hebben: de hoeveelheid en de soort zuren, alcohol en zoet.

Tijdens dit proeven zijn er drie fases te onderscheiden:
– de aanzet;
– het ‘middengedeelte’;
– de afdronk

Goede wijnen zijn te herkennen aan een gelijkmatige smaakontwikkeling: ze hebben een goede aanzet, de smaak zet zich door in het middengedeelte en na het wegslikken blijft de wijn nog enige tijd ‘hangen’. Dat is de afdronk. We spreken van een goede afdronk, als na het wegslikken of uitspugen je na tien seconden nog iets prettigs proeft. Een lange afdronk is een kenmerk van een goede wijn.

Een ander kenmerk van goede wijnen is dat ‘de neus’ past bij de smaak: je proeft wat je eerst hebt geroken.

Hierna spuugt de professionele proever de wijn uit. Hij moet immers nog meer proeven en moet fris blijven – de beoordeling van tachtig tot honderd wijnen op een dag zijn geen uitzondering. De genieter slikt de wijn natuurlijk lekker door.